Resultaten: in de controlegroep vertoonden vijf kinderen een verbetering, acht kinderen vertoonden geen verbetering en bij drie kinderen was een verslechtering zichtbaar. De gemiddelde verbetering lag bij 1,2 punten. In de experimentele groep waren 13 kinderen verbeterd en bij drie kinderen was geen verbetering zichtbaar. De gemiddelde verbetering lag op 5,9 punten. Dit verschil was significant (p=0,001)5.

Conclusie: osteopathie in de eerste levensmaanden vermindert de asymmetrie bij kinderen met een houdingsasymmetrie.

Onderzoek

De in de eerste levensmaanden aanhoudende asymmetrie wordt in het algemeen als idiopathisch aangeduid, d.w.z. zonder bekende oorzaak, en krijgt door verschillende wetenschappers verschillende namen. Daarom wordt er een nieuwe benaming ingevoerd: infantiele houdingsasymmetrie, wat staat voor een samengaan van een rotatiebeperking in de nek en een gefixeerde kromming in de rug wat met een speciaal ontwikkeld meetapparaat gemeten kan worden. Er zijn vele factoren die van invloed zijn op het ontstaan van deze asymmetrie. Hoewel de prognose in eerste instantie gunstig lijkt te zijn heeft 10%-50% van de kinderen een scoliose (zijwaartse kromming in de rug) en na twee jaar bleek nog 25% een asymmetrie te hebben. Behandeling door osteopathie wordt gekenmerkt door behoedzame manipulatieve palpatietechnieken die individueel aan de weefselgesteldheid aangepast worden. Het onderzoek vond plaats onder controle van de medisch ethische commissie van de universiteit van Mainz. De kinderen kregen gedurende één maand één keer per week een behandeling van 45-60 minuten. Na elke behandeling kregen de ouders instructie over hoe ze hun kind moesten hanteren volgens het Bobath-concept6. De ouders waren bij de behandeling aanwezig. De osteopaat bepaalde bij elke behandeling welke technieken hij gebruikte en welke localisaties hij behandelde.

Doel en evaluatie techniek

De nulhypothese , was dat een osteopathische behandeling geen invloed heeft op de mate van asymmetrie bij zuigelingen met infantiele houdingsasymmetrie. De mate van asymmetrie werd bepaald aan de hand van metingen en uitgedrukt in een aantal punten: 4 punten voor geen asymmetrie en 24 punten voor een zeer duidelijke asymmetrie. Asymmetrie hier gebruikt als verschil in draaibeweging naar links en naar rechts en gefixeerde zijwaartse kromming van de rug. Het onderzoek en de behandeling werden opgenomen op video die werd beoordeeld door drie personen. De metingen werden na één week en na de laatste behandeling herhaald en met elkaar vergeleken. Verder werd aan de ouders gevraagd lijsten bij te houden met gegevens over lengte, leeftijd, geslacht, slaaphouding, tijden op de arm, maar ook veranderingen bij slapen en waken, drinken, spugen, stemming, opwinding, stoelgangfrequentie en huilen. Het onderzoek geschiedde geblindeerd.

Discussie

De resultaten van dit onderzoek geven een eerste aanwijzing dat de osteopathische behandeling effectief is bij infantiele houdingsasymmetrie in de eerste levensmaanden. Een tweejarige follow-up studie van 623 kinderen met houdingsasymmetrie toonde aan dat in 25% van de gevallen de asymmetrische symptomen bleven bestaan. Het is uit dit onderzoek niet duidelijk op te maken welke asymmetrische zuigeling wel of niet behandeld dient te worden. Afwachten met behandelen kan een oplossing bieden maar tegen het wachten pleit dat de afnemende elasticiteit van het weefsel de behandeling moeilijker maakt.

Conclusie

Zuigelingen die een houdingsasymmetrie hebben krijgen vaak fysiotherapie of manuele therapie. Er zijn echter weinig studies gedaan naar de werkzaamheid van deze therapieën (kiss- geregistreerde manueel therapeuten hebben onderzoek gedaan waarvan de resultaten in de laatste nieuwsbrief zijn gepubliceerd, R.W). Ofschoon onderzoek bij zuigelingen wegens individuele rijpingsprocessen moeilijk is, biedt het protocol van de asymmetriemodellen van dit onderzoek nieuwe mogelijkheden voor toekomstige onderzoeken naar andere therapieconcepten. Onze resultaten laten een significante verbetering zien bij zuigelingen met infantiele houdingsasymmetrie die osteopathisch behandeld zijn en dat zelfs op deze jonge leeftijd aangetoond kan worden dat therapie wetenschappelijk geëvalueerd kan worden. Deze samenvatting is gepubliceerd met toestemming van de redactie van het Magazine “De Osteopaat”. Indien u het complete onderzoeksverslag wilt lezen kunt u dat aanvragen bij de redactie van “De Osteopaat”: NVO secretariaat, Goudsbergstraat 49, 5583 BB Waalre, redacktie@osteopathie.nl . U kunt ook een pdf- scan aanvragen op kisskids.nl.  

Een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep (Engels: RCT, voor Randomized Controlled Trial) is een type wetenschappelijk onderzoek in de biowetenschappen, waarbij getracht wordt de vraag te beantwoorden of een bepaalde behandeling (‘interventie’) werkzaam of zinvol is.

 

  1. Klinische trial is feitelijk hetzelfde als een gerandomiseerd onderzoek.
  2. Deze kinderen werden feitelijk niet behandeld, de behandelaar deed alsof.
  3. Gestandaardiseerde asymmetrieschaal: een schaal waarop de mate van asymmetrie is vastgelegd en waarmee je die asymmetrie van het ene kind kunt vergelijken met die van het andere.
  4. Significantie is een term uit de statistiek, die aangeeft of aangenomen kan worden dat een verschil wel of niet door toeval is ontstaan. Men spreekt van een significante uitkomst als deze uitkomst in sterke mate de veronderstelling ondersteunt dat het verschil niet door toeval is ontstaan, maar door iets anders.
  5. Bobath is een behandelmethode bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand, gebaseerd op het stimuleren van de normale ontwikkeling.
  6. De nulhypothese in de statistiek is een basisveronderstelling waarin gesteld wordt dat er geen verband is tussen twee grootheden, of dat bijvoorbeeld een behandeling geen effect heeft. Deze hypothese kan vervolgens onderzocht worden door middel van steekproeven en experimenten. De nulhypothese wordt getoetst tegen alternatieve hypotheses.